En daar lag ik, omringd door machines en slangen, met een klein kindje op mijn buik. Mijn hart bonkte in mijn keel, terwijl de angst in de ogen van mijn man naast me, me recht in mijn ziel trof. Een oorverdovend geluid vulde de kamer: 'bliep, bliep, bliep'. Het geluid van leven, maar diep van binnen voelde ik me stervende. Ik vocht tegen de duisternis die me omringde, want ik kon dat kleine mensje op mijn buik niet alleen achterlaten.
Maar hoe kon ik blijven vechten als ik niet eens wist hoe ik voor mezelf moest zorgen?